woensdag 21 oktober 2015

Marinus van Nieumeghen

Een vrije en moderne variant op de middeleeuwse topper; Mariken van Nieumeghen.

Marinus zwalkt door de Nijmeegse straten. Zijn eerste echte feest en nu al straalbezopen. Het was niet zijn bedoeling geweest om zoveel te drinken, maar het was nou eenmaal erg gezellig en om een of andere onduidelijke reden had hij niet gedacht dat die twee biertjes zo hard in zouden slaan. En eerlijk gezegd heeft hij een waanzinnige avond gehad. Wazige beelden van een lichtgevende discobal schieten door zijn hoofd. Misschien is het een goed idee om even te gaan liggen, denkt hij bij zichzelf. Hij maakt een zo sierlijk mogelijke duik naar de stoep en raakt na de eerste aanraking met de koude stenen meteen in een diepe slaap.
“Hallo? Ben je daar? Jezus, wat zie jij er slecht uit”. De woorden van de knappe dame met een ietwat zoete adem komen langzaam binnen. Zijn beeld verscherpt en Marinus is in staat om te constateren dat er een blond meisje over hem heen hangt. “Kun je rechtop zitten? Kom op, even meewerken, please.” Ze trekt aan zijn slungelige armen en langzaamaan komt hij overeind. “Je eerste keer XTC zeker?”. “Wat? XTC? Ik heb gewoon een beetje teveel alcohol op”, stamelt hij. Het meisje begint te lachen. Marinus schat haar zo’n 19 jaar. “Je hoeft niet te jokken hoor. Ik herken een beginnende junk wanneer ik er een zie. Been there done that, dude.” Dan begint het hem te dagen. Aan het begin van de avond had hij last van hoofdpijn en vroeg hij aan de bar om een aspirientje. Hij vond het al vreemd dat hij een roze pilletje met een supermanteken erop in zijn handen geduwd kreeg. “O. Ga ik nu dood?” vraagt hij haar. “Ofcourse not, silly”, en ze begint nog harder te lachen. “Het is niet gevaarlijk. Geeft alleen een lekkere kick. Als je wilt, mag je wel met mij mee naar een paar vrienden. Kun je even bijkomen. Zij hebben pas echt goed spul.” Marinus bekijkt haar nog eens goed en het valt hem opeens op dat ze maar één oog heeft. Nu merkt hij pas hoe lelijk ze eigenlijk is, maar hij durft geen nee te zeggen tegen haar uitnodiging. “Dat…dat zou ik heel leuk vinden”, weet hij eruit te brengen. “Mooi. Ik heet Moena, by the way. Zeg maar Moen”.

Aangekomen in een slecht onderhouden appartement, wordt Marinus voorgesteld aan Moena’s vrienden. Ze groeten hem allemaal aardig en hij voelt zich meteen op zijn gemak. Hij ploft neer in een vale fauteuil en krijgt een eigenaardig blauw pilletje overhandigd door Moena. Hij neemt het in en na nog geen 10 seconden begint de kamer om hem heen te bewegen. Hij voelt een enorme golf energie. Wat is dit geweldig! denkt hij. De adrenaline giert door zijn lichaam. Zo zou hij zich altijd wel willen voelen. Er borrelt een grote drang om te dansen op en opeens staat hij in het midden van de kamer los te gaan. De rest doet enthousiast met hem mee.

Ongeveer drie uur later wordt Marinus wakker. Naast hem liggen de vrienden van Moena te chillen op de bank. Moena zelf is in de keuken en roept: “Marinus! Kun je even komen?”. Hij wordt door Moena apart genomen en zij vraagt: “Wat zou je ervoor over hebben om je elke dag, elk uur van je leven zo te voelen?” Impulsief reageert hij met: “Alles”. Moena kijkt hem diep in de ogen en zegt: “Wordt mijn geliefde, mijn partner; werk voor mij in het circuit en je zult nooit zonder pillen zitten.” Marinus, die nog even moet wennen aan de gedachte van samenleven met en werken voor eenogige Moena, twijfelt een enkele seconde, tot hij zich bedenkt dat hij echt niet meer zonder deze net ontdekte ervaringen kan leven. Hij spreekt tot haar: “Ook al ben jij een lelijk ding, ik heb voor jou geen angst, vrees of schrik; al kwam Lucifer zelf uit het helse geweld, dan nog vreesde ik niet. Zo is 't met me gesteld. Alle angst is me ontnomen. Geef jij mij pillen, dan geef ik jou mijn ziel.”